Overdenking, mw. ds. Wil van Egmond, 12 januari 2014

Jesaja 42: 1-7, Matt 3: 13-17

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Het is Nieuwjaar en iemand wenste mij: veel heil en zegen voor het jaar 2014.

Zij schreef daar een beetje verontschuldigend bij: het zijn wel antieke woorden. En ik antwoordde ik vind het nog steeds de allermooiste wens die ik mag krijgen. Meestal zeggen mensen een gelukkig Nieuwjaar en vooral een goede gezondheid dat is het allerbelangrijkste. Maar die woorden heil en zegen gaan uit boven die goede gezondheid, volgens mij. Heil heeft te maken met heel worden en zegen is er in vreugde en verdriet. Gods goedheid is te groot voor het geluk alleen, zingen we soms. Die wens gaat verder dan gezondheid.

 

Vandaag lezen we over de doop van Jezus en over dopen.

Ik hoorde eens iemand zeggen: ‘Hij is zeker gedoopt met warm water.’ Omdat ik de uitdrukking niet kende vroeg ik naar de betekenis. Het antwoord: dat is een watje, staat niet stevig in het leven. Vroeger zag men de lage temperatuur van het doopwater als eerste kennismaking met de hardheid van het leven. Men vond dat een heilzame leerschool voor de pasgeborene. Ik heb in de afgelopen jaren heel wat doopgesprekken met ouders gevoerd, maar nooit deze motivatie gehoord. Altijd werden woorden genoemd als, dankbaarheid, geborgenheid en vooral bescherming. Het heeft te maken met de liefde waarmee ouders alle onheil uit het leven van hun kind zouden willen weghouden. Misschien heeft het ook wel te maken met waar tegenwoordig veel aandacht voor is: Ziekten overwinnen en onheil uit ons leven bannen, gezondheid…. Dat is het belangrijkste! Voor de meesten van ons is het lang geleden dat het doopwater over ons werd uitgegoten. Dat het ons niet heeft beschermd tegen alle onheil hebben we allang ondervonden. Dat het ook iets van ons vraagt, kunnen we iedere Paasnacht bij de doophernieuwing beamen. Dopen gaat diep en de vraag die alles met onze doop te maken heeft is.. hoe kunnen we ons leven/geloof verdiepen? Die vraag komt aan de orde als we volwassen geworden: ‘ja’ zeggen op onze doop. Telkens weer onder alle omstandigheden.

Als Jezus zich door Johannes laat dopen dan zoekt hij die verdieping. Johannes verzet zich. Jezus kopje onder in dat riviertje dat gaat wel heel diep. Wat blijft er dan over van die Messias die Johannes heeft aangekondigd? Het schept verwarring, zoals het ook verwarrend is dat Jezus met het ‘uitschot’ aan tafel gaat. Dat hij onreine mensen gewoon aanraakt. Johannes beseft het niet maar als ergens aan het licht komt dat God zich openbaart in een weerloos mensenkind, dan is het daar… Jezus geeft zelf het antwoord waarom hij gedoopt moet worden. “Gerechtigheid moet gebeuren”. En zo is de verbinding gelegd met de dienstknecht uit Jesaja. Een dienstknecht geroepen om blinde ogen te ontsluiten, om gevangene uit de kerker te bevrijden. Het geknakte riet niet te breken en de kwijnende vlaspit niet te doven. Blijkbaar is dat gerechtigheid. Nou is gerechtigheid in onze oren een mooi woord, maar vaak ook een versleten woord.

Wat houdt dat nu eigenlijk in?

Gerechtigheid heeft in de bijbel alles met God te maken. God wil het goede voor de mens, en wil instaan voor zijn/haar welzijn. Maar we zien dat niet altijd. Gerechtigheid speelt bij Jesaja en Matteüs een wezenlijke rol. Als mensen elkaar tekort en onrecht doen, doen ze God onrecht. Het komt er op neer, dat je niet alleen verantwoordelijk bent voor je eigen bestaan, maar ook voor het leven van je broeder of zuster, je medemens. Dat je oog hebt voor de kwetsbaren en aandacht voor wie buiten de boot vallen. Om inde vaart te blijven zal de kerk – met naar ze zegt Jezus aan boord – erin moeten slagen om van privéjacht inloopschip te worden. ‘Gods gerechtigheid moet worden vervuld’. Later in de Bergrede legt Matteüs keer op keer uit hoe, Jezus de wet, de Tora komt vervullen, en niet veranderen. Onze gerechtigheid, zegt hij dient die van de farizeeën te overtreffen. Ook Jesaja droomt er van vanmorgen; zij roept niet en schreeuwt niet ze is vol geduld en mededogen. Maar dat kost een mens wel wat. Afdalen in de Jordaan is geen bede om een voorspoedig  en gezond leven, maar een keuze om betrokken te worden op die gerechtigheid. Bewust te werken aan de verbetering van de wereld en je te verzetten tegen alle kwaad, dat mensen op God-vergeten-wijze schendt. Wanneer Jezus zich zó laat dopen, als teken dat hij die weg wil gaan, gaat de hemel open. De hemel en aarde raken elkaar het geeft hem ook de geestkracht op die weg van zijn leven. Jezus beseft dat. Hij ervaart zijn roeping en zijn bijzondere band met God en blijkbaar zag hij zijn zending in het verlengde van die van Johannes. Hij voelde zich één met hem, ook al legde Johannes andere accenten dan hij. Wij zouden zeggen, hij had een ander profiel. Johannes, was een boeteprofeet hij sprak dreigende taal; het omkappen van onvruchtbare bomen, de dorsvloer zuiveren, het kaf verbranden. Jezus ziet het rijk van God groeien door dat mensen elkaar recht doen. Door vol mededogen om te gaan met al wie het slecht hebben of slecht gedaan hebben. In dezelfde Geest als die van de dienstknecht uit Jesaja. Beiden, Johannes en Jezus, leefden in dezelfde verwachting; de verwachting van een land waar brood en liefde is genoeg voor allen. Daarin zijn zij één, zou je kunnen zeggen. Daar willen zij zich voor inzetten. Jezus spreekt in de Geest van die man uit Jesaja in het vervolg van het evangelie van Matteus wordt dat ook duidelijk; niet haatdragend zijn, vergevingsgezind willen zijn, geen dure eden zweren, maar in het alledaagse leven betrouwbaar zijn. Het kwaad bestrijden met goed doen. Doen wat je hand vindt om te doen. Anders gezegd: leven ten bate en niet ten koste van anderen.

 

Dat is de kern voor hem en ten slotte ook voor allen die in zijn spoor willen gaan, voor zijn kerk, zijn gemeente. Elkaar kunnen we helpen te ontdekken wat dat in onze situatie betekent. Waar we de handen uit de mouwen kunnen steken en Gods gerechtigheid zichtbaar maken Jezus begon zijn nieuwe weg ook met heel gewone mensen. Hij die erop stond, gedoopt te worden, kopje onderging in een ‘koude’ rivier, wijst ons de weg. En wij, gedoopt, zijn geroepen in zijn spoor te gaan in de geest van die dienstknecht uit Jesaja. Nu zegt u misschien, ja, maar wij zijn Jezus niet. Van hem lezen we veel genezingsverhalen. Hij kon dat blijkbaar. En die verhalen helpen niet altijd om mijn geloof te verdiepen. Ze lijken mij soms te mooi. Hoezo, blinden de ogen openen… Gelovige mensen weten toch, of hebben het ervaren dat zieken doorgaans niet door wonderen genezen. Het leven is vaak meedogenloos en pijnlijk. Ons geloof raakt er door beschadigd. Ik denk dat dit ook hoort bij ’dopen’, want het gaat diep. Diepgaan, kopje ondergaan. Ik denk zelfs dat geloof zich niet kan verdiepen, als je deze vragen uit de weg gaat. De worsteling daarmee hoort bij wat Stephan de Jongh noemt de ‘Grote Gezondheid’. De Grote Gezondheid is het kunnen aanvaarden van het leven met gezondheid en ziekte ( tenminste wanneer je er niets aan kunt veranderen). Het is jezelf met al je wel en wee, kunnen overgeven aan de hoogte en dieptepunten van het leven, in het vertrouwen dat God erbij is. Dat God aan het begin en het einde van je leven is.

Een arts en een pastor waren beiden werkzaam in een ziekenhuis. Ze waren goed bevriend. Op een kwade dag werd de pastor ziek en hij zou niet lang meer leven. Dat gaf verdriet en worsteling. Zijn vriend, de arts, die niet gelovig was, vroeg hem: ‘Waar blijf je nu met je geloof?’ ‘Wat heb je er nu aan als het je niet behoedt voor ziekte en dood, je niet beschermt tegen lijden?’ De pastor antwoordde: ‘Ben jij al die jaren blind geweest? Heb je niet gezien dat dankzij dat geloof veel ernstig zieke mensen als ‘geheelde’ mensen konden sterven?’ Hemel en aarde raakten elkaar daar in die sterfkamer.

En de stervende pastoor probeerde de blinde ogen van de arts te ontsluiten.

De theologie of de filosofie heeft geen antwoord op het lijden in ons leven. O ja, het wordt wel geprobeerd. Er zijn verschillende antwoorden, je kunt erover lezen. Bijvoorbeeld dat het lijden een onderdeel is van een plan van God dat wij niet kennen. Of dat lijden een opvoedkundig middel is van God, waardoor wij groeien. Dat niet God maar de duivel het lijden veroorzaakt. Dat God met ons meelijdt. Soms denk je misschien is het dat…

Maar kan ik dan zo’n antwoord geven aan ouders die een gehandicapt kindje moeten laten dopen en weten dat ze het snel weer af zullen moeten geven. Of aan die bruid die vier dagen na een feestelijke huwelijksviering haar echtgenoot onverwacht al weer af moest geven? Ik kan dan geen antwoord vinden. En toch… Het kan gebeuren dat je wordt verder geholpen door mensen die het lijden zelf aan den lijve hebben ervaren. In dit verband noem ik de naam van Elie Wiesel/ joodse broeder. Elie Wiesel schrijver en  overlevende van Auschwitz. Hij schrijft ook over zijn geloof en is aan zijn geloof in God vast blijven houden. Dat geloof is door alles wat hij ervaren en gezien heeft wel veranderd. Als hem gevraagd wordt hoe hij zijn geloof zou willen karakteriseren spreekt hij over een ‘beschadigd’ geloof. Maar hij voegt daar aan toe: niet een verminkt, half of onvolledig geloof. Integendeel wat het geloof niet vernietigt kan het sterker maken.

Geen hart is zo heel als een gebroken hart, geen geloof zo echt en betrouwbaar als een beschadigd geloof. Zulk geloof begrijpt heel veel niet, weet heel veel niet. Het beseft dat de wereld niet om mij draait. Dat ik mij niet afvraag: waarom moet mij dit overkomen? Maar eerder waarom zou dit anderen wel, maar mij niet overkomen? Beschadigd geloof beseft dat mijn leven en dat van anderen, met zijn licht en donker, lachen en huilen, succes en mislukking,  nooit los is van God.

Veel heil en zegen in het nieuwe jaar ( het kan nog deze maand!)

Amen.

Overdenking mw. ds. Wil van Egmond,

12 januari 2014, te Engelen