Het kruikske van de weduwe van Sarfath, kerkblad dec. 2012 en jan. 2013

Ik ben er niet heel zeker van dat het een algemeen bekende uitdrukking is. Maar onder u zijn er zeker die begrijpend knikken. Sarfath, ja-ja, dat met Elia!

U schrijft het misschien anders. Sarefat. Of Tsarefat, maar dat doet er nu niet zo veel toe.

We hebben dit najaar weer de Leerhuisavonden. Daar was ik ook en daar kwam toen het verhaal van Elia ter sprake. Ik vertelde toen aan ds. Knijff dat ik ooit óók zo een ‘kruikske’ in huis gehad heb.

Laat ik bij het begin beginnen. Israël werd geplaagd door een grote droogte en daardoor was er ook hongersnood. De profeet Elia was in die tijd op zoek naar onderdak en hij kwam terecht in het plaatsje Sarfath, nabij Sidon, ten noorden van Israël. Ook daar was er die grote droogte en ook daar had men honger. Elia zag er een vrouw, bezig met hout sprokkelen.

“Haal mij eens wat water, om te drinken,” vroeg hij haar. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. De vrouw liep inderdaad weg om water te halen. Elia riep haar achterna: “Haal mij ook maar een stukje brood!”

Toen draaide de vrouw zich om en vertelde: “Ik ga nu het aller- aller- allerlaatste beetje eten dat ik in huis heb klaar maken voor mijn zoon en mij. Als dat op is zullen we dood gaan van de honger. En u vraagt me of ik…”

“Maak eerst voor mij een klein beetje eten klaar,” zei Elia toen. “En breng het me dan hier. Daarna kun je voor jou en je zoon eten klaar gaan maken. Want zo zegt de God van Israël: het meel in de pot zal niet opraken en de olie in de kruik zal niet ontbreken tot op de dag dat de Here regen zal geven.”

De God van Israël. Sarfath lag helemaal niet in Israël! Maar het woord van Elia, en de God van Israël hadden daar kennelijk genoeg gezag. De vrouw deed wat Elia zei en ze hadden genoeg brood, die dag en de volgende dagen. De kruik raakte niet leeg.

 

Nu mijn verhaal. Mijn kruikje. Gardi (mijn vrouw, overleden in 2007) heeft indertijd eens een flesje shampoo gekregen van haar dochter. Dat was kort voor we in Ammerzoden woonden, we woonden nog in Friesland, op ons schip. ‘Voor de liefste moeder’  stond op het etiket. Toen we hier woonden was dat een aardige herinnering. Gardi gebruikte die shampoo wel en het niveau in de fles zakte een beetje. Dat kon niet anders.

In die tijd zat ik wel eens te denken. “Waartoe zijn wij op aarde?” De oude rooms-katholieke catechismus gaf daar een helder antwoord op. Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn.

Wat had ik daar aan? Ik ben niet rooms-katholiek. Maar ik wist wel wat op dat moment mijn taakje was: voor Gardi zorgen. Dat deed ik dan maar.

Het zou toch jammer voor Gardi zijn, zo dacht ik, als dat flesje leeg raakte. Maar daar kan ik toch iets aan doen? Ik kocht dus ergens een flesje met rode shampoo. Ja, het moest rood zijn en dat hebben ze niet overal. Telkens wanneer Gardi een beetje shampoo gebruikt had vulde ik het weer bij. Ik heb verschillende flesjes moeten kopen. En Gardi heeft nooit iets gemerkt.

 

Jan Geevers