Henri Nouwen (1932-1996) was een Nederlandse katholieke priester van het Aartsbisdom Utrecht, hoogleraar aan verschillende Amerikaanse universiteiten en schrijver van een aantal christelijke boeken. In een van zijn laatste boeken, “Met de dood voor ogen”, haalt Nouwen een gesprek aan dat hij op een gegeven moment had met Rodleigh, de leider van de trapezewerkers:

“Jij denkt misschien, net als de meeste toeschouwers, dat ik de grote ster ben van de trapeze. Maar de echte ster is Joe, die me vangt. Hij moet me op het exacte moment uit de lucht plukken als ik mijn verre sprong naar hem maak”. “Hoe lukt dat?” vroeg ik. “Wel”, zei Rodleigh, “het geheim is dat ik het vangen geheel aan Joe overlaat en zelf niets doe. Als ik na mijn salto’s op Joe afkom, moet ik gewoon mijn armen en handen uitstrekken en wachten tot hij me vangt. “Dus jij doet niets!” zei ik verbaasd. “Niets”, herhaalde Rodleigh. “Het ergste wat een springer kan doen is proberen de vanger te vangen. Als ik Joe’s polsen zou vastgrijpen, zou ik ze kunnen breken, of hij zou de mijne kunnen breken. Dat zou het einde zijn voor ons beiden. Een springer moet springen en een vanger vangen, en de springer moet met uitgestrekte armen en open handen erop vertrouwen dat zijn vanger er zal zijn”.

Nouwen vervolgt: “Toen Rodleigh dit met zoveel overtuiging zei, flitsten de woorden van Jezus door mijn hoofd: ‘Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest’.”

Redactie Kerkblad Samen, Engelen