Aansluitend op een kerkenraadvergadering ging ik naar het ziekenhuis. Net voor het middernachtelijk uur kwam ik er aan. Door de kale verstilde gangen met licht op de kamers van de verpleging. En op de kamer waar ik naar zocht. Het was duidelijk dat de situatie zorgelijk was. Maar met voldoende morfine kan de pijn vaak verdrongen worden. Tot het is uitgewerkt. Hoe snel kies je voor de volgende dosis? Is er nog net een moment contact?

Toen de klok twaalf sloeg kwam de verpleegster met een felicitatiekaart. Hij was die dag jarig. Zal ik nog slingers ophangen? Hij zou er de humor van in kunnen zien, als de pijn hem niet verblindde. We memoreren de vele goede jaren. En komen onvermijdelijk weer uit in het hier en nu. Wat kan een ziekte vreten aan een mens. Ooit statig, nu gekrompen tot iets waar eigenlijk geen mens meer in past. Een lichaam dat geen ruimte meer laat voor een vitale geest.

Zo raar dat het bij anderen zo tegengesteld kan gaan. Een lichaam dat vrolijk voortgaat, terwijl de geest al lang afscheid heeft genomen. Mensen die pijnlijk veranderen en toch nog zo herkenbaar blijven dat het voor de nabestaanden onmogelijk is iemand los te laten. Wat een worsteling van liefde en wanhoop kan dat worden. Ooit scherpzinnig, nu geworden tot een lichaam waarin een dolende geest huist.

Tijdens de 40 dagen denken we na over de waarde van het leven. De zin. De wijze waarop we een vruchtbare bijdrage kunnen leveren aan verbetering. En vooral hoe we het leven hier op aarde kunnen verbinden met het leven zoals God dat toewenst; zonder de grens van het levenseinde. Bij leven heeft Jezus gedaan wat hij kon om het leven van mensen te verlichten en heeft hij de weg gewezen naar Gods bedoeling.

De 40 dagen verwijzen naar de woestijntocht. Jaren onderweg zijn. Maar wel met een herkomst en een bestemming. Soms lijkt het of de woestijn slechts woestijn is. Misschien is dat wel de reden waarom onze samenleving zo doelloos lijkt. We weten niet meer van de slavernij en we hebben geen deel aan de belofte; geen verlangen. We hebben geen weet meer van slechter, en ook niet van beter. We hebben wat we hebben en dat willen we behouden.

Iedere keer dat we de dreiging afslaan dat anderen zouden kunnen delen in ons geluk, verliezen we een beetje van dat geluk. In plaats van het delen op een hoger plan, worden we allemaal naar beneden getrokken. Tot er voor niemand iets overblijft dat het delen waard is. Zal het met Damascus gaan, net als met Aleppo? Hoe zal het met Jeruzalem aflopen? Jezus weende over de stad, 40 jaar voorafgaand aan de ramp. Er bleef geen steen op de andere.

Is er voor ieder van ons na 40 dagen een Witte Donderdag, een Goede vrijdag, een Stille Zaterdag en Pasen? Delen we brood en wijn in het besef dat we het visioen levend houden, zelfs als de dag van de dood zich aandient? Is het na het gaan van onze eigen levensweg aan het einde over en uit? Of passeren we de grens die Jezus heeft geopend en betreden we een land van louter licht. Denken wij dat die toegang vooral bestemd is voor degenen die op aarde al in vrede konden leven?

Wie sterft er op zijn verjaardag? Hoe wonderlijk vredig kan de dood een einde van een lijdensweg zijn. Maar zo doorlopen wij de 40 dagen juist niet. We vieren het feest van Pasen als een andere verlossing: als een levenswende. Waar kwetsbaarheid een niet te bestrijden kiemkracht heeft. Zij die wilden behouden wat hun vertrouwd en dierbaar was, stonden aan de basis van de doorbraak. En zij die in kwetsbaarheid het geloof leefden, zij zullen vrede vinden.

Bij het voorbereiden van de uitvaart kwam er taart op tafel. Die was al besteld. En terwijl we spraken over zijn afscheid, proefden we van het leven. Want je viert het leven, juist bij het afscheid. Wij hoeven niet te smeken om genade voor de overledene. Dat gebeurt in een onderonsje tussen God en mens al lang daarvoor. Wij zijn degenen die verder gaan. En wij bidden God dat we gezegend mogen worden met een gezonde balans tussen lichaam en geest. Zo lang wij hier op aarde gaan.

ds. Roel Knijff