Na terugkeer van onze vakantie vielen wij met de neus in de boter. Het zinderde van de Olympische Spelen in Rio. Echt spannend hoe we het zouden gaan doen. Hijgerig werden we iedere dag begeleid in onze gang naar de gouden plakken. Want het was op voorhand al duidelijk dat het voor Nederland de succesvolste spelen ooit zouden worden.

Het leuke aan de Olympische Spelen is dat er drie medailles te winnen zijn. Vooral bij teamsporten valt dat op. In plaats van 1 toernooiwinnaar zijn er 3 prijzen. Maar in de wijze waarop we werden voorbereid op de wedstrijden leek het of er iedere keer maar 1 prijs te vergeven was. Het was wonderlijk om te zien dat die medailles er kwamen. Maar niet op de verwachte onderdelen.

Met de bekende helden en heldinnen die waren voorbestemd om te winnen, gebeurde steeds weer iets. Hoogstens zilver als troostprijs voor het niet behaalde doel. Diep in de nacht zaten we massaal te kijken om het genoegen te smaken van de overwinning, die niet kwam. Onze teams bereikten verrassend vaak de vierde plaats. Geen medaille.

Waren er geen sporters geweest die in de schaduw van de grote namen wel wonnen, dan hadden we nu een collectief trauma. De eenlingen die niet vooraan stonden, redden de medaillespiegel. Nederland hoort bij de twaalf best presterende landen (ik moet een beetje voorzichtig zijn als ik dit schrijf). Dat blijft verrassend hoog als je kijkt naar het aantal inwoners.

Of andersom zou je de vraag kunnen stellen hoe het mogelijk is dat India er met meer dan een miljard inwoners in slaagt 1 keer zilver en 1 keer brons te winnen (stand 20-08-2016). Zijn ze daar niet zo sportief, of zijn er andere redenen te bedenken. Dat vraagt een andere overdenking. Terug naar het hoofdspoor van onze gedeelde ervaringen.

Voor juist die zondag staat de tekst op het rooster van de eersten die de laatsten zullen zijn. Of andersom: de laatsten de eersten. Het is bijna te voor de hand liggend. Vaker is het zo dat de eersten altijd eersten blijven en laatsten laatsten. Maar de sport is een mooi voorbeeld van de eenvoud waarmee kansen kunnen keren. Zeker als het gaat om de individuele voorbeelden.

Je moet je dag hebben. Van het moment waarop het moet, hangt alles af. Voor de een loopt het zoals het al zo vaak is geoefend. Voor de ander wordt het de positieve of de negatieve uitzondering. Nu net wel, of net niet. Door de lies, de vinger, de pols mist net de stap, de grip, de kracht. Eén stuurfout en je hobbelt van de weg, je smakt aan de kant, je ligt plat op de mat. Geen punten.

Wil je kunnen scoren moet je de discipline opbrengen om het tot het moment suprême vol te houden. Een weinig benijdenswaardig leven met 1 doel voor ogen. Als je verslapt lig je er zo uit. In het veld, of als je na die avond stappen thuiskomt. Alle dagen dat je de controle over je zelf wist te bewaren, zijn niet genoeg als je het niet tot het laatst volhoudt. Wie ben jij? Ik ken u niet.

Hard? Zo zijn de regels van het spel. Ook als ze niet ondertekend zijn. Doe je mee dan moet je je daaraan houden. Het garandeert verder niets. Succes is geen recht. Wie net komt kijken kan evengoed winnen. De moordenaar aan het kruis mag met Jezus mee en Judas, die het al die tijd heeft met Jezus heeft volgehouden, maar even dwaalde, die niet.

Heeft Jezus gewonnen of verloren? Hij heeft Judas verloren, maar vele anderen gewonnen. Toch moet dat ene schaap hem dwars zitten. Of zou het anders zijn dan wij denken? Ons winnen of verliezen past niet bij God. Zoals Rio voortleeft ondanks Spelen. Er is ook zoiets als de sympathie van het publiek. Die gaat niet altijd naar de winnaar. Soms naar de verliezer, die dan toch wint. Geen plak, maar wel met liefde. Dat vergeet je nooit meer.

ds. Roel Knijff