Het eerste beeld dat ons bij dopen voor ogen komt, is een ouderpaar dat bij het doopvont komt, met het kind op de arm en – afhankelijk van de voorkeur van de ouders – in een witte jurk. Ook jongens. Soms een jurkje dat al jaren in de familie rouleert. Blije en dankbare ouders die volmondig “ja” antwoorden op de aan hen gestelde vragen. En dan het water, dat de dominee uitgiet – de ene veel, de ander net een druppel – over het hoofdje, terwijl de drie namen van God genoemd worden.

Bijzonderevieringensdoop  200908271033-1_geen-enkele-priester-wil-babys-uit-driehoeksrelatie-dopen

Na het huwelijk en de uitvaart is de doop een bekende reden om (weer) naar de kerk te gaan (en voor gemeenteleden een reden om weg te blijven). Het zijn de diensten waarin de kerk de kans heeft om zich te verbinden met niet-kerkgangers. Missionair kansrijk, zeggen we dan tegenwoordig. En – los van die benaming –  het is inderdaad een viering waarin het mogelijk is om mensen opnieuw kennis te laten maken met de waarde van de kerk.

Dat geldt niet alleen voor de kerkgangers, dat geldt ook voor de doopouders. Na een doorleefde afweging komt het verzoek binnen bij de kerkenraad: mogen wij ons kind laten dopen? Er was een tijd dat de kerkenraad eerst toetste of dat wel mocht; of de beide ouders wel aan de voorwaarden voldeden. Theologisch liturgisch zijn we opgeschoven in de richting dat geen kind de doop onthouden mag worden: de doop is van God, niet van de kerk.

Maar daardoor ontstaat er wel ruimte voor het dopen van kinderen die we na de doop pijnlijk weinig in de gemeente terugzien. Dat vinden gemeenteleden niet leuk. Het is verwarrend. Is de betekenis en de waarde van de doop wel voldoende met de ouders voorbereid? Het was toch geen verzoek om mooie foto’s, of een gebaar naar hun ouders of grootouders? Die wilden het zo graag.

Wat dat betreft kan ik u geruststellen. De voorbereidende gesprekken zijn altijd diepgaand: ouders hebben een oprechte vraag en ook een oprechte beleving bij de doop. Zij wensen vanuit hun geloof dat hun kind gedoopt wordt. Maar ik geef direct toe dat zij daarbij een andere vooronderstelling hebben dan trouwe kerkgangers. Voor kerkgangers hangt geloven samen met de kerkgang, dus wordt er na de doop een trouwe kerkgang verondersteld.

Voor veel gemeenteleden is dat anders. Zij voelen zich betrokken bij de gemeente, en hebben daaraan een eigen ritme in de kerkgang verbonden. Iedere zondag ter kerke gaan is in hun beleving daarvoor geen voorwaarde. Er zijn er die we zelfs verrassend weinig zien en die we toch ervaren als betrokken gemeenteleden. Omdat ze er op andere momenten wel zijn en ook van harte willen bijdragen.

De gesprekken die we recent in het verband van onze classis voerden, gingen over doopverzoeken die afwijken van de bekende vorm van de doop: in onze kerk, in het midden van de gemeente en met de eigen dominee. Inmiddels zijn er doopverzoeken die op al deze punten afwijken van wat we gewend zijn. Er zijn doopouders die vragen of de doop mag plaatsvinden door een dominee die ze goed kennen.

Er zijn doopouders die met het verzoek komen of de doop mag plaatsvinden op een ander tijdstip. Dus niet in de reguliere morgendienst, maar zoals bij een huwelijk en een uitvaart op de afgesproken tijd. Zoals in de katholieke kerk de doop ook buiten de reguliere eredienst plaatsvindt. Dat is intiem. Soms wordt er gezegd dat ze toch niet zoveel met de gemeente hebben. Maar wel met God. En natuurlijk met hun kind.

Soms wordt er ook gevraagd of de doop buiten de eigen kerk mag plaatsvinden. In een andere kerk. Of de kapel van een kasteel. Of in de natuur. Alles is denkbaar. En onze eerste reactie is dan; buiten de eredienst, ergens anders dan in de kerk, met een eigen voorganger? Als je dat wilt, waarom kom je met zo’n verzoek bij ons? Dat kun je toch ook gewoon zelf regelen. Maar ze kloppen bij ons aan. Dat maakt het spannend.

Niet alleen dat wij dan antwoord moeten geven. Ze komen met een vraag. Bij de kerk. Blijkbaar heeft dat waarde. Wat doe je dan als je te snel “nee” zegt. Zoals gezegd is de doop een missionaire kans. Ouders komen nooit zomaar met een verzoek. Ze voelen er iets bij dat voor hun waardevol is. Als het alleen maar voor de foto’s is, blijkt dat snel genoeg en is het ook mogelijk om de vraag te stellen of dat wel een eerlijke reden is.

Ter geruststelling kan ik u zeggen dat de afwijking van wat wij gewend zijn, zelden zo groot is. Meestal is er voldoende herkenning. Ons ongemak zit in de afwijking. Vanuit de gemeente denkend is het antwoord niet moeilijk. Dogmatisch is het al ingewikkelder. Maar cruciaal is de vraag wat Jezus gedaan zou hebben. Dan komen we los van onze eigen gevoelens. Dan voorkomen we dat onze beleving de maat is, maar ons geloof in Christus.

Misschien hebben wij het onszelf wel onnodig ingewikkeld gemaakt met de kinderdoop. Als de doop verbonden zou worden aan de belijdenis, zou daarmee de belijdenis gelijk staan aan het sacrament van de doop. Aan kinderen die wij in dankbaarheid met God willen verbinden, zouden we een zegen kunnen geven. Dat is wel zo duidelijk en wel zo eerlijk. Dan zal je eventuele doop later ook een bewuste keuze en ervaring zijn. Maar dat is wel heel nuchter gedacht. Ik zou de kinderdoop niet graag missen. En het zijn echt mooie foto’s.

 

ds. Roel Knijff

26662