De maand, waarin je veelal nog terugkijkt op het oude jaar. Maar ook de maand waarin je je uitstrekt naar het nieuwe jaar. Of er met gemengde gevoelens naar kijkt. Daarom heet deze maand ook januari, genoemd naar de god Janus, met de twee gezichten. Wij realiseren ons dat niet zo, en hebben ook niets met die god.

Maar in die maand heb ik wel altijd behoefte aan reflectie, stilte en meditatie, na alle drukte van de maand december. Dus luisterde ik naar de cantate BWV 3:’’ Ach Gott, wie manches Herzenleid’’. Een cantate die Bach componeerde voor een zondag in januari.

In deze cantate zingt de ik-persoon over zijn band met God als over een liefdesrelatie.

Alle gevoelens komen daarbij aan de orde en leven in hem. Gevoelens van onvervuld verlangen. Van verlies van vertrouwen. Van angst voor verlies. Van ruimte voor zichzelf in de relatie. En van momenten van volledige overgave. Zo verlangend en intiem spreekt lang niet iedereen vandaag over zijn relatie met God. Dit deed bij mij de vraag opkomen: Hoe is dat bij mij en hoe zou het bij u of jou zijn? Als wij over God spreken als: ik geloof wel iets, het ietsisme of God als Energie. Hoe onderhoud je een band met iets of iemand die zo ver van je af kan staan. Die zo onzichtbaar blijft als de Eeuwige?

Bij de jaarwisseling denk ik ook altijd aan de woorden uit Filippenzen 3: 13:

Broeders en zusters, ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt, maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt.

Nou denk ik, bedoeld wordt dat we niet moeten blijven staren op wat achter ons ligt, zoals Jesaja dat ons al leert. Alle dingen die ons in het leven overkomen beïnvloeden wie wij zijn en worden. En toch is het goed om bepaalde dingen achter ons te laten. Daarom steek ik ook altijd met deze woorden een zevenarmige kandelaar aan rond de jaarwisseling. De tekst is te lang om hier helemaal mee te geven, maar het gaat over de onvrede in de wereld, de hebzucht, het verdriet wat ik anderen aandeed en wat anderen mij aandeden. Na het luisteren van de cantate werd het volgende voor mij het belangrijkste:

 

Vergetend wat achter mij ligt:

De vervlakking van mijn geloof

De eenzijdigheid van mijn belangstelling

Het egoïsme dat alle menselijkheid aanvreet.

Menselijke kleinheid die het echte uitzicht verhindert.

 

Mij richtend op wat voor mij ligt:

Het contact met de God wiens Naam is IK-ZAL-ER-ZIJN,

De grond van mijn bestaan.

De kansen mij geschonken wanneer ik ze maar wil zien,

Om tekens van Gods liefde op te richten in woord gebaar en daad:

Warmte zijn en licht, troost, hoop, beschutting.

 

U allen een gezegend 2018 gewenst, waarin we gezegend zijn door Gods liefde, die te groot is voor het geluk alleen en met elkaars nabijheid,

 

Wil van Egmond